De stadstaten van Griekenland stichtten op het hoogtepunt van hun macht nederzettingen op diverse plaatsen in Italië. In Zuid-Italië ligt de Magna Graecia, waar enkele dagen per jaar de oude Griekse festiviteiten (de Anthesteria) werden herleefd, zelfs toen de ooit dominante Griekse cultuur al lang was weggekwijnd. Men moet zich voorstellen hoe deze overblijfselen van een vergane grootheid door de inwoners werden gevierd: als kostbare fragmenten van een verloren gouden tijdperk. Wat moeten ze met wellust genoten hebben van deze culturele resten, die als zoete nectar smaakten te midden van het besef dat de bron al was opgedroogd.

De Duitse filosoof Oswald Spengler (1880-1936) zou deze heropleving van oude festiviteiten hebben begrepen als een kenmerk van een cultuur die haar levensfase heeft doorlopen. In zijn werk Der Untergang des Abendlandes (1918) beschreef hij culturen als organismen: geboren uit een spirituele vitaliteit, groeiend naar een hoogtepunt van creativiteit, en vervolgens in verval rakend. Wanneer de vitaliteit verdwijnt, treedt de fase van langzaam verval in: een mechanische, herhalende tijd waarin tradities leeg worden en culturele creativiteit wordt vervangen door technologie en materialisme. De latere festiviteiten in Magna Graecia waren dus geen teken van bloei, maar van verval. Het waren dode, romantieke overblijfselen van een cultuur die haar vitaliteit had verloren, er kon slechts worden vastgehouden aan vormen waarvan de ziel vervlogen was.

Ook onze tijd kent dit fenomeen. Musea zijn tempels van het verleden, waarin wij de resten van oude cultuur bewonderen. Is de antiquarische houding tegenover cultuur niet een teken dat we juist aan het einde van een cultureel tijdperk leven? Niet per se! In de middeleeuwen liep menig mens door de ruïnes van de Oudheid, zich afvragend wat voor bijzondere lui zulke mythische architectuur konden bewerkstelligen, dat terwijl de gilde van metselaren stenen aanbrachten aan kathedralen waarvan wij nú nog steeds de mysteries willen doorgronden. Over onze blijvende eigenschappen hebben wij geen weet, terwijl deze op atavistische wijze worden overgedragen op onze culturele nazaten.

Betekent cultureel verval niet het definitieve einde? Spengler beschreef de zonsondergang van culturen, maar hij erkende ook dat de ondergang van het ene tijdperk het zaad van een nieuwe cultuur in zich draagt.

Wanneer wij terugkijken op het erfgoed van onze voorouders, zouden we dat niet alleen mogen doen uit nostalgie. Dit vervlogen nalatenschap kan ons inspireren, herinnert ons eraan dat vitale cultuur noeste arbeid vereist. De zon gaat onder, maar haar laatste licht kleurt de hemel in vurige tinten – en het is in die gloed dat nieuwe bouwers hun werk beginnen, dansend scheppen op de rand van de afgrond. Hoeveel van wat wij vandaag bouwen, zal eeuwen later nog worden bewonderd? Dat komt op ons aan!

Nog niet ondertekend. Br. Columnist is nog zoekende naar een passende alias.