Ieder van ons draagt in forma ons juweel en elke inwijding krijgt het opgespeld en broeder voorbereider houdt dan een kort praatje over de betekenis van de voorstellingen op het juweel: broeder voorbereider zegt dan: “Broeder leerling als u recht voor u uit kijkt naar de muur aan de overkant, dan ontwaart u een schild met precies dezelfde voorstelling als die u op het u op te spelden juweel. Het zijn twee mansfiguren, een vuurkorf, een geblokte vloer en twee  zuilen en nog wat kleinere voorwerpen”. Dat zijn allemaal symbolen. Waar staan deze symbolen voor?

De twee mansfiguren zijn een edelman en een landman, ik kan ook zeggen een leenheer en een leenman zoals dat in de feodale tijd heette. Deze mannen reiken elkaar de hand boven een vuur, Die handreiking betekent: ik vertrouw jou en dat vertrouwen wordt nog extra bevestigd door het vuur, want wat als je die hand boven het vuur niet aanneemt of los laat? Probeer het maar niet! Het vuur staat tevens symbool voor waar we allemaal naar op zoek zijn: het licht.

Ondanks de ongelijkheid in rang en / of stand is er wederzijds vertrouwen. Dat vertrouwen geldt voor de gehele loge: wij kennen geen onderscheid in rang, stand, geloof, ras, opleiding, werkkring of seksuele geaardheid. Niemand van ons is meer of minder, met uitzondering voor de gekozen: Meester der Loge, die is zonder uitzondering het meest gelijk, maar wel de primus inter pares: de eerste onder zijn gelijken. Met onze uniforme, doch niet eenvoudige kleding proberen wij gestalte te geven aan onze gelijkheid, maar sommigen blijken of  blijven meer gelijk.

Dan over de geblokte vloer zwart/wit of donker/licht. Dat wordt meestal uitgelegd als tegenstelling, zoals hoog/laag en arm/rijk. Maar wij vrijmetselaren geloven niet zo in tegenstellingen, maar meer in aanvullingen, verbanden. Dus veeleer dan tegenstellingen zijn het complementen, ze vullen elkaar aan want geen berg zonder dal en geen koning zonder onderdaan. Pas samen vormen ze één geheel. Net zo als de Hofkem en zijn servanten. En vult u zelf maar aan, de mogelijkheden zijn legio.

En dan die twee zuilen: ze staan niet in de tempel van Salomo, maar in de hof ervoor met de letters “J”en “B”. Over zuil “J” –het heilig woord dat betekent: “In hem is kracht” – kan ik kort zijn, deze heilige naam mag ik niet uitspreken, schrijven, tekenen, graveren of insnijden, laat staan uitbeelden of ‘verbouwstukken’ of ‘columniseren’.

Ik zal u even laten weten wat mijn eerste reactie was bij J en B  toen ik voor het eerst, bij een open dag de tempel betrad. Kan je meteen nagaan hoe oud ik al ben: Juliana en Bernard (niet die van onze loge, die kende ik nog niet), was mijn eerste ingeving. 

Boven op die kolommen ligt een bol met een net er om heen en voorzien van een kleine tweehonderd granaatappelen, die granaatappelen  staan symbool voor overvloed en rijkdom, in de Christelijke traditie voor het begin van het leven. Deze vrucht is zeer gezond voor zowel inwendig als uitwendig gebruik. Ze bevat veel vitaminen en geeft een gezonde teint.

Wat de “B” betreft met de betekenis: “In hem is kracht”. Daar ben ik iets vrijer in met die duiding: Hij staat voor Boaz, een Bijbelse  figuur (landheer), die zijn oog had laten vallen op een zekere weduwe Ruth, de overgrootmoeder van de latere  koning David. Er was toen  nog geen sprake van grensoverschrijdend gedrag, dat kwam pas later in de familie voor.  Ze trouwden later, dus een echte landheer, leenheer.

Even terzijde: al ver voor ik vrijmetselaar was, kwam ik op een bijzondere manier in aanraking met Boaz: in 1965 kreeg ik een aanstelling als leraar Nederlands voor 18 uren in de  week aan het Bogermanlyceum te Sneek. De geldelijke vergoeding die daar tegenover stond: iets meer dan 300 gulden per maand en ook nog op zaterdag werken werd betaalbaar gesteld bij dezelfde bank als die van de school, zodoende moest ik een rekening openen bij de Boazbank. Toen ik mijn eerste nieuwe auto ging kopen. Leende ik het ontbrekende deel dus bij de Boazbank. Voorwaar een echte leenheer dus. Ik ben er niet rijk van geworden.

Het verhaal van Boaz en Ruth zal ik u besparen, u kunt het trouwens uitvoerig nalezen in het Bijbelboek Ruth.

Tot hier en niet verder. ’t Is tenslotte zomer.

Broeder Adrianus