Wij zijn allemaal begonnen als leerlingen, of we nu bevorderd zijn tot gezel of verheven tot meester. We blijven altijd leerling, we zijn nooit uitgeleerd, ons leven lang blijven we leren, al hakkende aan onze ruwe steen tot we de werktuigen node moeten neerleggen’.
Dit doen we niet alleen, maar te midden van onze medebroeders. Een vrijmetselaar is nooit alleen. Hij weet zich gesteund door gelijkgestemden, mannen die in hetzelfde schuitje zitten en onmiskenbaar dezelfde hakproblemen tegen komen. Om deze gezamenlijke problemen de baas te kunnen moet je allereerst jezelf en minstens je mede broeders kennen.
Leerlingen werken onder het opzicht van de 2e opziener, deze coördineert (on)mogelijke problemen en reikt handvatten aan, zodat niemand de mist (dat is de hakstof) in gaat.
Nu komt het voor dat we een enkele leerling niet goed leren kennen. Waardoor? Je bent niet altijd in de gelegenheid bij een leerling aan te schuiven voor een praatje of je bent niet bij zijn Inwijding geweest en hebt nauwelijks door dat er een nieuw gezicht op de Noorderkolom zit en heel soms vergeet een leerling zijn vrijdagavond “plicht”. Maar er is nooit over Plicht gesproken! Dat klopt: bij de vrijmetselarij is bijna niets verplicht, maar er is ook nog zoiets als morele plicht.
Nu kan het voorkomen dat je, na een lange werkweek te moe bent om de stap naar de loge te zetten of je hebt gewoon griep of gordelroos. Allemaal logische verklaringen voor je afwezigheid, geen zin kennen we niet! Wil je op de steun van je broeders kunnen rekenen dan moet “zien en gezien worden” hoog in je vaandel staan. Laten we hopen dat deze opwekkingscolumn de slaap van een enkeling heeft helpen inzien dat we alleen samen kunnen en moeten werken om onszelf te leren kennen.